‘ DAT ZOU IK NOOIT MOGEN VAN MIJN VROUW’, IS EEN ZIN DIE JEAN-PIERRE RUIJS REGELMATIG HOORT. HET GAAT DAN OVER ZIJN PASSIE, HET VERZAMELEN VAN OUDE AUTO’S. 51 HEEFT HIJ ER NU EN DAARMEE IS ZIJN VERZAMELING VOOR 90% COMPLEET.

Een partner die hem afremt, heeft Jean-Pierre niet. Wel een moeder die af en toe haar hoofd schudt als hij we er een oldtimer aanschaft. Die moeder is Nelly Ruijs. Haar interviewde Move On voor Life after petrol, op pagina 56 en 57 van deze editie. Daarin vertelt zij over de tijd dat haar man Johan een autobedrijf (Autocentrum Gebr. Ruijs B.V.) en benzinepomp runde in Uden en hoe zij als invalkr acht vaak op dat tankstation aan het werk was. Die pomp is nog altijd eigendom van de familie Ruijs. “In 1988 besloot mijn vader het station voor tien jaar te verhur en”, vertelt Jean-Pierre. “Ik was toen 15. Hij koos daarvoor met het idee dat ik na mijn opleiding het tankstation k on gaan exploiteren of overnemen. Ik ben iemand die altijd zijn eigen pad kiest. Niet om mij tegen hem af te zetten, met mijn vader had ik een heel goede band, maar omdat mijn interesse daar lag, ben ik iets heel anders gaan doen: een studie fiscaal recht. Na mijn afstuderen, in 1998, ben ik als belastingconsultant gaan werken. Toen duidelijk werd dat ik een heel andere kant op ging, besloot mijn vader de benzinepomp blijvend te verhuren.”

Beginnend advocaat
In die tijd had Jean-Pierre nog een bescheiden wagenpark. “In 1994 kocht ik samen met mijn vader een tien jaar oude Mercedes 230 CE. Daar heb ik lang in gereden en heb ik nog steeds. Op het moment dat ik met verzamelen begon, in 2016, had ik twee auto’s. Die 230 CE. Naast de Fiat Regata waarin ik toen reed, werd dat mijn hobbyauto. Ik heb hem nog steeds. Op het moment dat ik met verzamelen begon, in 2016, had ik twee auto’s: die 230 CE en als dagelijkse auto een Mercedes SLK 200.” “Na jaren als belastingadviseur en fiscaal jurist te hebben gewerkt, wilde ik de overstap maken naar de advocatuur. Daarvoor ben ik naast mijn baan rechtsgeleerdheid gaan studeren. Mijn master behaalde ik in 2013. Inmiddels was ik al 40. Dat bleek een groot struikelblok te zijn om aan de slag te komen als beginnend advocaat. Alle kantoren waar ik solliciteerde, gingen liever met jongere pasafgestudeerden in zee.”

Ingrijpende gebeurtenis
In de periode dat zijn ambitie om advocaat te worden in duigen viel en Jean-Pierre een nieuwe richting in zijn leven zocht, gebeurde er iets ingrijpends. “In 2015 werd mijn vader ernstig ziek. Ik woonde, net als nu, nog in mijn ouderlijk huis. Met mijn ouders heb ik altijd een hechte band gehad. Samen met mijn moeder heb ik mij toegelegd op de zorg In de showroom van zijn autobedrijf had de vader van Jean-Pierre, Johan Ruijs, destijds ook een paar oldtimers staan, zoals een Renault 4 CV uit 1956 (voorgrond) en Renault Monaquattre uit 1933. MoveON magazine 46 De passie van… Jean -Pierre Ruijs voor mijn vader. In augustus 2016 overleed hij. In de tijd dat mijn vader ziek was, ontstond bij mij de interesse om een Porsche 914 te kopen. Die sportauto uit de jaren ’70 sprak mij al vanaf mijn jeugd heel erg aan. Ik vertelde dat aan mijn vader, maar hij wilde er niets van weten. Die hoorde Porsche en dacht aan snelheid en gevaar. ‘Die auto komt hier niet’, was zijn afkeurende reactie. Dat plan heb ik toen geparkeerd, maar twee maanden na zijn overlijden kocht ik er een. Een ander vindt dat misschien vreemd, maar ik had zoiets, ik weet wat ik doe en bepaal uiteindelijk zelf of ik die auto koop. Het bleek het begin van mijn autoverzameling. Iets waar ik tot dan toe totaal niet mee bezig was. Ik denk dat het voor mij een manier is om de dood van mijn vader te verwerken.”

‘Levende’ verzameling
Na het overlijden van zijn vader is Jean-Pierre zich gaan toeleggen op het beheer van het zakelijk ontroerend goed van het gezin. Daaronder vallen onder meer de panden van het voormalige autobedrijf in Uden en het tankstation. “Daarnaast besteed ik veel tijd aan mijn oldtimers. Een autoverzameling moet ‘leven’. Auto’s zijn gemaakt om te rijden en niet om alleen maar op te slaan. Met de meeste van mijn oldtimers kun je de weg op. Al is daar bij sommige nog wel wat gering opknapwerk voor nodig. Het onderhouden doe ik voor een deel zelf, ingrijpende restauraties besteed ik uit aan specialisten. Hier in Uden staan twee bruggen en kan ik lekker mijn gang gaan. Een huurder liet die ooit staan om aan zijn huurschuld te voldoen. De laatste huurders van de showroom en de werkplaats vertrokken in respectievelijk in 2019 en 2022. Dat leverde mij de broodnodige ruimte voor mijn verzameling op. In de showroom en werkplaats staan nu 23 auto’s. De rest staat in twee loodsen en drie staan er thuis (in Schaijk bij Oss, red.).”

Frans en Italiaans
Van die oldtimers is meer dan de helft een Renault. De liefde voor dat merk ontstond in de tijd dat de vader van Jean-Pierre Renault-dealer was, van 1975 tot en met 1980. “Het zwaartepunt van mijn collectie ligt op Franse en Italiaanse auto’s. Naast diverse Renaults en Alpines heb ik vier Peugeots, een Simca en een Matra Bagheera. Geen Citroëns. Daar heb ik niets mee. Met Italiaanse auto’s daarentegen wel. Behalve een paar Fiats en een Alfa Romeo heb ik vier Lamborghini’s, twee Maserati’s en één Dino. Mijn verzameling concentreert zich met name op de jaren ’70 en ’80. Dat zijn de jaren waarin ik opgroeide en autoboeken en -bladen verslond. Veel modellen die ik toen al fantastisch vond, heb ik nu zelf. Ook zijn de prijzen voor auto’s uit die periode nog enigszins behapbaar. Voor modellen uit bijvoorbeeld de jaren ’60 zijn die een stuk hoger.”

Toevallige ontmoeting
Na de aankoop van die Porsche 914 maakte een toevallige ontmoeting pas echt de verzamelaar in Jean-Pierre los. “Een paar maanden later deden we boodschappen en stond voor Albert Heijn een oude Renault 8 geparkeerd. Later, in de rij bij de kassa, spraken mijn moeder en ik daarover. Bleken de mensen waarvan die was, achter ons te staan. We raakten aan de praat en zij stonden met de Renault-club op een camping in de buurt en nodigden ons uit om langs te komen en een tourrit te maken. We konden meerijden in hun Renault 8. Dat was geweldig en maakte mij zo enthousiast, dat ik ook een klassieke Renault wilde, liefst een ‘R16’. Op internet ging ik daarnaar op zoek. Daarbij stuitte ik op een Alpine A310 V6 uit 1977. Die kende ik van vroeger eigenlijk alleen vanuit de boeken. De verkoper zat in Oisterwijk. Ik maakte een afspraak, reed daarnaartoe en kocht ‘m zonder aarzelen. Als een auto mij aanspreekt en de prijs niet overdreven is, koop ik ‘m meteen. Maar ik zocht dus eigenlijk een Renault 16. Die kwam er kort daarna ook en zo ging het verder. In die tijd ben ik ook lid geworden van de Club d’Anciennes Renault des Pays Bas, zoals de Nederlandse Renault-club officieel heet.”

Niet voor eeuwig
Aan dat onderdeel van het verzamelaarschap beleeft Jean-Pierre naar eigen zeggen veel plezier. “Het clubgebeuren, contact met andere verzamelaars en klassiekerrijders en meedoen aan tourritten en evenementen is heel leuk en verbreedt je horizon. Mijn verzameling is voor ongeve er 90% compleet. Op mijn wensenlijstje staan nog onder meer een Iso Rivolta en De Tomaso Pantera uit de vroege jaren ‘70. Bijzondere auto’s die een prachtig vormgegeven Italiaanse carrosserie combineren met een krachtige Amerikaanse V8-motor. Ik weet dat ik ooit afstand zal moeten doen van mijn verzameling. Daar sta ik vrij nuchter tegenover, maar twee zal ik er, vanwege de herinneringen aan mijn vader, nooit verkopen. Dat is de Mercedes 230 CE, die ik samen met hem kocht, en de Mercedes SLK, die hij nog meemaakte en ik, nadat ik hem eerder wegens ruimtegebrek had verkocht, bij toeval vorig jaar kon terugkopen. Dat verzamelen had hij trouwens maar niets gevonden. Mijn vader was wel een liefhebber, zelf had hij ook een paar klassieke Renaults in zijn showroom staan (Jean-Pierre wijst daarbij naar een oude foto, red.), maar hij was bovenal een autohandelaar.”