HET ESSO-MUSEUM IN HET NOORD-HOLLANDSE
WIJDEWORMER IS MISSCHIEN WEL HET MINST BEKENDE
MUSEUM VAN NEDERLAND. ER WORDT GEEN RECLAME
VOOR GEMAAKT EN IS OOK NIET VRIJ TE BEZOEKEN. WEL
BESCHIKT HET OVER EEN INDRUKWEKKENDE COLLECTIE
ESSO-ATTRIBUTEN. HET MUSEUM MAAKT DEEL UIT VAN
OLIECOMBINATIE VAN DER VEEN EN IS NAGELATEN DOOR DE
OVERLEDEN OUD-DIRECTEUR KLAAS VAN DER VEEN.

Verbaasd is Henk van der Veen als Move On hem benadert met de vraag of hij wil meewerken aan een artikel over het Esso-museum van Oliecombinatie Van der Veen. “Dat jullie überhaupt weten dat dit bestaat”, is zijn reactie. “Want dat dit er is, is niet heel bekend.” Toch weten uiteraard meerdere leden van BETA van het bestaan van ‘Klaas z’n museum’ en één daarvan tipte de redactie. Ondanks Van der Veens aanvankelijke verbazing, zijn we van harte welkom in Wijdewormer. Daar aangekomen nemen we plaats aan de ronde tafel die voorin de museumruimte staat. “Hiervoor gebruiken we het museum eigenlijk het meest”, vertelt Van der Veen. “Voor besprekingen met klanten en relaties. Bezoekers komen hier niet veel. Het is ook niet standaard geopend voor publiek. Soms stoppen toeristen hier spontaan als ze bij het voorbijrijden het museum opmerken en verder worden we nog weleens benaderd door oldtimerclubs (wat ook een hobby is van Van der Veen, red.). Die vragen dan of ze een bezoek aan het museum kunnen opnemen in een hier in de regio gehouden toertocht. Als dat schikt werken we daar graag aan mee en worden de mensen hartelijk door Tonny, mijn vrouw, en mij ontvangen.”

Sanering Esso-stations
Dat er een Esso-museum op het terrein van Oliecombinatie Van der Veen is dat weten we dus, maar hoe is het daar gekomen? “Het bedrijf is in de jaren ’30 door mijn vader Aaldert begonnen als petroleumhandel. Mijn broer Klaas was 16 jaar ouder dan ik en stapte begin jaren ’50 in het bedrijf, dat hij later overnam. Van een eenmansbedrijf dat met petroleum langs de deuren ventte, groeide het uit tot een handel in oliën en smeermiddelen met een zekere omvang. Met eigen tankauto’s gingen we (Henk trad in 1966 toe tot het familiebedrijf, red.) vooral de boeren hier in Noord-Holland voorzien van olieproducten. Het merk dat we voerden was Esso en later werden we door dat bedrijf ook ingezet voor de bevoorrading van hun benzinestations en transportopdrachten voor de NAM, waarvan Esso mede-eigenaar was en via ExxonMobil nog altijd is. Voor Esso reden we in heel Noorden Midden-Nederland. Begin jaren ’80 vond er een grote sanering plaats bij de Esso-stations. Voor het leegzuigen van de tanks van de gesloten locaties werden onder andere wij ingeschakeld. Een van onze chauffeurs, John Korver, kwam bij die sluitende stations allerlei bijzondere oude spullen tegen en vroeg dan of hij die mee mocht nemen. Omdat er in die tijd nauwelijks belangstelling voor die attributen was, was dat nooit een probleem. John nam die Esso-spullen hiermee naartoe en zo is het begonnen.”

Voormalige paardenstal
Dat verzamelen van Esso-attributen en oude spullen uit de branche sprak Klaas van der Veen wel aan. Hij ging zich daar ook op toeleggen en dat groeide uit tot een indrukwekkende collectie. Om al die items kwijt te kunnen, werd de bij het bedrijfspand aangebouwde paardenstal omgebouwd tot ‘Klaas z’n Museum’, wat in die woorden ook vermeld staat op een boordje in de gevel. De ruimte heeft een boven- en benedenverdieping en staat bijna helemaal vol. “In een loods hier op het terrein ligt nog meer”, geeft Henk van der Veen aan. “Het meeste is door Klaas verzameld. Een brandweerman hier uit de regio was er een tijd ook actief bij betrokken. Hij herstelde spullen en knapte ze op. Zelf heb ik er ook weleens wat ‘oude troep’ aan toegevoegd. Dat klinkt misschien oneerbiedig, maar [met een lach:] dat is liefkozend bedoeld, hoor. De collectie bestaat onder andere uit oude benzinepompen, petroleumkarren, olievaten, een historische machine voor het vullen van petroleumkannen, reclameborden, kleding, olieblikken, spaaracties en promotiemateriaal. Alles waar Esso op stond of een link had met het familiebedrijf nam Klaas van der Veen mee naar Wijdewormer.

Dudok tankstation
“Een heel bijzonder item is dit”, zegt Henk van der Veen terwijl hij naar de achterkant naar het museum loopt. Hij wijst naar de muur waarop een in metaal uitgevoerd oud Esso-logo hangt. “Dit is een van de dingen die John Korver meegenomen heeft. Dat logo hing bij het door Dudok ontworpen Esso-station aan de A2 bij Vinkeveen. Toen dat sloot, mocht hij dat meenemen. Later is dat station in zijn geheel verplaatst naar het Autotron in Rosmalen (inmiddels staat het op het terrein van Toyota-importeur Louwman & Parqui in Raamsdonkveer, red.). Eén origineel onderdeel van dat station hangt dus hier. Zelf heb ik het meest met de spullen die verband houden met ons eigen bedrijf, zoals dit oude olievat van Oliehandel Tensen. Die onderneming namen Tonny en ik in 1994 over in de periode dat ik voor mijzelf werkte.” De periode waarover Henk van der Veen spreekt duurde tot 1996. In dat jaar nam hij het familiebedrijf van zijn broer over en ontstond de bedrijfsnaam Oliecombinatie Van der Veen. “Dat verliep in goede harmonie. We waren als persoon heel anders en verschilden zakelijk gezien vaak van inzicht, maar onze band is altijd goed geweest. Toch vond Klaas het niet makkelijk om het bedrijf te verkopen. Bij de ondertekening zei hij: ‘Als je je bedrijf verkoopt, ben je over vijf jaar dood’. Dat was typisch mijn broer om zoiets te zeggen. Ik kan mij niet voorstellen dat hij dat ook meende op dat moment, maar exact vijf jaar later, op de dag af, overleed hij. Heel bizar.”

Bijzonder bezit
Met het overlijden van Klaas in 2001 werden zijn kinderen André (die ook in het bedrijf werkzaam is) en Ans formeel eigenaar van de museumcollectie. De dochter van Henk en Tonny van der Veen, Annelies (zie ook het artikel Next generation op pagina 40 t/m 43), nam in 2019 Oliecombinatie Van der Veen over van haar ouders. Dit jaar kocht zij van haar neef en nicht het terrein waarop het bedrijf staat en de voormalige woning van haar oom Klaas en tante Marieanne. Daarmee werd ook het gebouw van het museum van haar. “André, Ans en Annelies hebben zich eigenlijk nooit veel met het museum bemoeit. Ik ben er nog het meest mee bezig, maar het was vooral Klaas z’n ding. Het is een bijzonder bezit, maar ook wel een vraagteken wat er op termijn mee moet gebeuren. Ik zeg weleens gekscherend: ‘Als ik doodga, gaat het allemaal de container in.’ Nu zal dat wel niet gebeuren, maar het is ook niet realistisch om te denken dat Klaas z’n museum hier eeuwig zal voortbestaan.”